Onze bloedvaten zijn niet geschikt om een voldoende en constante bloedstroom voor dialyse te leveren. Er zijn twee soorten bloedvaten: aders en slagaderen. Onze aders bevinden zich vlak onder de huid en we kunnen ze vaak met het blote oog zien. Ze kunnen vrij gemakkelijk worden aangeprikt, maar de bloedstroom in aders is te laag voor dialysebehandeling.
In de slagaderen stroomt het bloed met een hogere druk dan in de aders, maar die zijn veel dieper onder de huid 'verborgen' en daardoor veel moeilijker aan te prikken. Bovendien hebben slagaderen een heel sterke pulsatie en hoge druk, wat voor een dialysebehandeling niet ideaal is. Daarom hebben we een speciaal bloedvat nodig: de fistel.
Bij een korte chirurgische ingreep wordt een fistel gecreëerd door een slagader met een ader te verbinden. Daarom wordt deze 'arterioveneus' genoemd. Fistels bevinden zich meestal in de onderarm. Het nieuw aangemaakte bloedvat combineert de eigenschappen van slagaderen en aders: de bloedstroom en bloeddruk zijn hoger dan in een ader en het bloedvat heeft een voelbare sensatie, vergelijkbaar met wat u voelt als u een slagader aanraakt.
Tijdens het maturatieproces groeit de diameter van het bloedvat. Daardoor wordt het gemakkelijker om een naald in te brengen en neemt de wanddikte van de fistel toe. Dit 'maturatieproces' duurt meestal twee tot zes weken. Na de rijping kan de fistel worden gecanuleerd, omdat er een grote hoeveelheid bloed in het extracorporale bloedcircuit kan stromen, waardoor effectieve hemodialyse mogelijk is.