Bij het nemen van een weloverwogen beslissing over transplantatie hoort kennis over de mogelijke risico's. Het ontvangen van een donornier wordt geassocieerd met drie hoofdproblemen: afstoting, functionaliteit en levensduur van het orgaan.
Na de transplantatie moet u bepaalde geneesmiddelen innemen zoals immunosuppressiva, die het risico op afstoting verminderen. Het is essentieel dat u alle geneesmiddelen inneemt die uw nefroloog u voorschrijft om dit risico tot een absoluut minimum te beperken. Omdat deze geneesmiddelen uw immuunsysteem onderdrukken, is het echter cruciaal dat u na de operatie goed voor uzelf zorgt.
Wat de functionaliteit betreft beginnen sommige donornieren onmiddellijk te werken, terwijl andere daar een paar dagen voor nodig hebben. Als u tot de laatste groep behoort, hebt u mogelijk dialyse nodig totdat uw nieuwe nier normaal functioneert. Dit komt vaak voor en is nog niet meteen een reden om u zorgen te maken over het succes van de transplantatie.
Tot slot blijft een donornier gemiddeld 10-15 jaar functioneren. Dit komt doordat de nierfunctie na verloop van tijd langzaam afneemt. Daarna hebt u altijd de mogelijkheid om terug te gaan naar dialyse, of om een tweede donornier te vinden via een levende donatie of de nationale transplantatielijst.
Er kunnen complicaties optreden, maar probeer u daar niet bij voorbaat al zorgen over te maken. De nefroloog zal u de best mogelijke behandeling geven voor, tijdens en na de transplantatie, en u kunt eventuele specifieke vragen of zorgen met hem/haar bespreken.